Waterstofdistributie: wie, wat, waar

Over het aanwijzen van netbeheerders voor regionale waterstofinfrastructuur

Publicatie
12 december 2025

KGG vroeg SiRM of het wenselijk is om één of meerdere partijen aan te wijzen voor waterstofdistributie en, zo ja, wanneer. Wij adviseren om in de energiewet tenminste te beschrijven waaraan een aangewezen netbeheerder moet voldoen en wat organisaties moeten doen om te worden aangewezen (een open proces). 

Waterstof speelt naar verwachting een belangrijke rol in een toekomstig CO2-neutraal energiesysteem. Het grootste deel van de vraag naar hernieuwbare en koolstofarme waterstof komt waarschijnlijk uit de vijf grote industriële clusters in Nederland. Gasunie Hynetwork Services (HNS) heeft de opdracht gekregen om deze clusters via een transportnet voor waterstof met elkaar te verbinden. Naar verwachting ontstaat ook buiten de vijf industriële clusters vraag naar waterstof. Om deze kostenefficiënt te verbinden met het transportnet van HNS, kunnen waterstofdistributienetten wenselijk zijn. Distributienetten transporteren waterstof op lagere druk dan transportnetten en kennen een meer fijnmazig karakter met grotere aantallen en/of kleinere eindverbruikers. 

KGG moet uiterlijk augustus 2026, EU-richtlijnen uit het decarbonisatiepakket implementeren in nationale wetgeving om te voldoen aan onder andere de richtlijn van de aanwijzing van een gereguleerde netbeheerder. De richtlijnen schrijven vanaf 2033 extra verplichtingen voor, zoals gereguleerde derdentoegang tot waterstofdistributienetten. Het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) vroeg SiRM om de marktordening voor regionale waterstofnetwerken te onderzoeken. Specifiek vroeg KGG of het wenselijk is om één of meerdere partijen aan te wijzen voor een waterstofdistributietaak en, zo ja, wanneer.  

De centrale uitdaging is om een balans te vinden tussen tijdige realisatie van waterstofdistributienetten en het bieden van perspectief aan potentiële gebruikers enerzijds, en anderzijds het voorkomen van hoge maatschappelijke kosten als gevolg van onderbenutting van de investeringen. De waterstofmarkt is namelijk nog in ontwikkeling en de mate waarin er regionale vraag naar waterstof zal zijn, en het kostenefficiënt is om die vraag via distributienetten te bedienen, is onzeker. Tegelijkertijd zijn de ontwikkeltijden van waterstofnetten lang (zeven tot acht jaar) en is tijdige besluitvorming dus nodig. 

In dit rapport onderscheiden wij drie conceptuele manieren om netbeheerders aan te wijzen. De eerste optie is om ex ante en landelijk dekkend, één of meerdere aanwijzingen te geven. Dat geeft duidelijkheid en de netbeheerder(s) de mogelijkheid om te werken aan planmatige uitrol. De tweede optie is om een dergelijke aanwijzing stapsgewijs per gebied te geven. Deze aanpak geeft de mogelijkheid om meer informatie te verzamelen en onzekerheid af te wachten. De derde optie is om aanwijzingen reactief te geven, in een open proces waarin lokale initiatiefnemers om een aanwijzing kunnen vragen. Deze aanpak volgt de marktontwikkelingen meer.  

Het vinden van een goede balans tussen tijdigheid en het voorkomen van onderbenutting wordt, meer dan door de aanwijzingsvariant, gedreven door eventuele financiële ondersteuning en de vormgeving daarvan. Investeringen in regionale netwerken gaan gepaard met aanzienlijke vollooprisico’s. Ook aangewezen gereguleerde netbeheerders hebben voor een versnelde uitrol financiële zekerheden nodig. Hoe ruimer de financiële ondersteuning, hoe groter de kans op tijdige realisatie maar ook op overinvesteringen. 

Wij adviseren het ministerie van KGG om in de energiewet tenminste te beschrijven aan welke voorwaarden een aangewezen netbeheerder van waterstofdistributie moet voldoen en wat organisaties die deze rol ambiëren moeten doen om te worden aangewezen (een open proces). Daarmee kunnen in elk geval lopende initiatieven een duidelijke status krijgen. Het toestaan van privaat netbeheer kan daarbij leiden tot extra initiatieven, maar kent het risico dat er in een later stadium delen van het netwerk van eigenaar moeten wisselen. In de wet kan KGG vast een haakje creëren waarmee KGG later ook ex ante gebieden kan aanwijzen. 

Er is nog onzekerheid over de precieze rol van waterstof op lange termijn en beperkte informatie over welke gebieden maatschappelijk rendabel zijn om aan te sluiten. Zonder een inschatting van de benodigde fijnmazigheid en het wenselijke drukniveau van de toekomstige regionale waterstofinfrastructuur, kan KGG ook niet bepalen of het beter is om het netbeheer neer te leggen bij HNS of bij de huidige beheerders van de aardgasdistributienetten (RNB’s). Als KGG fijnmazigheid en een lager drukniveau verwacht dan ligt een rol voor de RNB’s voor de hand, anders is een uitbreiding van de taken van HNS met distributie waarschijnlijk efficiënter. 

Te overwegen is om voor een hybride aanpak te kiezen, waarin wordt gestart met een open proces en parallel daaraan de wenselijkheid van centrale uitrol in bepaalde gebieden wordt verkend. Daarvoor kan KGG de gezamenlijke netbeheerders de opdracht geven om mogelijke uitrolscenario’s en hun financiële consequenties in kaart te brengen. Op basis van de uitkomsten van dat proces kan KGG voor bepaalde gebieden ex ante een netbeheerder kiezen. 

Downloads en links

Geschreven door